De tandartsstoel, ofwel de behandelunit, is een belangrijk gereedschap van de tandarts. Tijdens de behandeling mag de patiënt plaatsnemen in de stoel, zodat de tandarts goed bij de mond kan en de patiënt een comfortabele houding kan aannemen. In 1790 werd de eerste tandartsstoel geïntroduceerd, in 1831 de eerste stoel waarin de patiënt ligt.
De behandelunit bestaat uit een aantal elementen:
- de stoel zelf;
- de spittoon. Deze bevindt zich meestal aan de zijkant van de stoel. De patiënt heeft hier toegang tot een spoelschaal waar hij in kan spugen en met water kan spoelen;
- de afzuigslangen die de assistente gebruikt tijdens de behandeling;
- een zweep-, hang- of carunit. Dit onderdeel is voorzien van een aantal slangen, waaraan meerdere soorten instrumenten zitten. Deze instrumenten bestaan uit hoekstukken om te kunnen boren, een scaler om tandsteen te verwijderen en een meerfunctiespuit om te sprayen en te kunnen droogblazen.
Verlichting
Om goed zicht te hebben in de mond en zodoende een juiste diagnose te kunnen stellen, wordt er gewerkt met een behandellamp die in de mondholte van de patiënt schijnt. Deze lamp kan gemonteerd worden aan de stoel, maar hangt ook vaak aan het plafond.